Hoewel wellicht een bekend begrip, verdient het allereerst stil te staan bij wat de biologische klok nu precies is. In tegenstelling tot de ‘gewone’ klok betreft het geen mechaniek, maar een organische eigenschap van de mens. In biologische termen is het niet meer dan een groep zenuwcellen met de illustere naam nucleus suprachiasmaticus (zie afbeelding 1). Door informatie via het oog krijgt zij informatie over de omgeving en past zichzelf hierop aan. Door de pijnappelklier te stimuleren wordt er melatonine afgegeven die er voor zorgt dat de mens makkelijker in slaap kan vallen. Zij stuurt echter ook signalen naar de hersenen waardoor andere activiteiten van het lichaam worden aangestuurd. De biologische klok stuurt zo het biologische ritme van het lichaam aan, zodat het kan switchen tussen een actieve (waak) en een inactieve stand (slaap). Bij het waarnemen van donker gaan twee verschillende eiwitten zich met elkaar verbinden, maar zij vallen weer uit elkaar wanneer er licht om de hoek komt kijken. Normaal gesproken gaan beide processen van verbinden of uit elkaar vallen de hele dag of nacht door.
Er is in de media regelmatig aandacht voor blootstelling aan teveel licht op een laat tijdstip in de avond of nacht.[1] Door het waarnemen van licht wordt de biologische klok in zekere zin om de tuin geleid. De hersenen krijgen signalen dat het dag is, zodat de aanmaak van melatonine wordt stopgezet, de eiwitten (weer) uit elkaar vallen, cel-activiteiten worden opgestart, terwijl het feitelijk nacht is. Kennis van de biologische klok kan helpen om verstoring van het bioritme te voorkomen. Door een verduisterde slaapkamer kan het lichaam in de waan worden gehouden dat het nacht is. , Hierdoor kan het proces van slapen in de ochtend worden verlengd. Bij het vliegen door verschillende tijdzones kunnen mensen een jetlag ervaren doordat zij de dag qua licht- en duisternis inkorten of verlengen. Het zo snel mogelijk aanpassen aan het slaap- en waakritme op de plaats van bestemming helpt de effecten verminderen. Overdag slapen zorgt juist voor een verstoring van dit ritme en maakt het effect groter. Het zijn dit soort effecten waar medewerkers in onregelmatigheid of ploegendienst wekelijks mee te maken hebben.
Het werken in ploegendienst kan schadelijk voor de gezondheid zijn als gevolg van de verstoringen van het bioritme. Er is onder deze groep een verhoogd risico op het gebied van hart- en vaatziekten, maag- en darmziekten en diabetes. Onder vrouwen die in nachtdiensten werken is er een verhoogd risico op borstkanker aangetoond en voor wat betreft mannen een verhoogd risico op andere kankersoorten.[2] Van tenminste 75% van de werkenden is de slaap verstoord, hetgeen bij nachtdiensten de lengte kan verkorten tot 4 uur. De slaapschuld die hierdoor ontstaat kan bij accumulatie over dagen heen leiden tot chronische vermoeidheid. Dit leidt op zijn beurt weer tot een verhoogd risico op andere leefstijl gerelateerde ziektes. Er zijn echter belangrijke verschillen in de kwaliteit van slaap tussen mensen onderling. Enerzijds zijn er verschillen naar leeftijd, waarbij de kwaliteit gemiddeld afneemt na het 45e levensjaar. Anderzijds zijn er verschillen tussen chronotypes waar mensen toe behoren die kunnen oplopen tot wel 2 uur per slaap. Onderzoeken hebben laten zien dat nachtwerkers die gemiddeld minder dan 5,5 uur slapen een 3x hogere kans lopen op de ontwikkeling van een maagzweer dan nachtwerkers met een gemiddelde slaap van meer dan 6,4 uur per dag. [3]
Chronotypes
Chronotype is een benaming voor de natuurlijke voorkeur die het bioritme van slapen en waken vertoont. Populair gezegd zijn er vroege vogels en nachtuilen, maar vanuit de wetenschap worden mensen in grofweg 3 chronotypes onderverdeeld. Er wordt gekeken naar het middelpunt van de slaap om vast te stellen met welk type we te maken hebben (afgekort: MSF als middle of sleep on free days). Daarbij mag voor een nauwkeurige meting alleen de slaap op vrije dagen worden meegenomen. Op werkdagen wordt de natuurlijke slaap namelijk beïnvloed en afgeremd door een alarm. Het middelste chronotype slaapt tussen 0:00 en 8:00 uur en kent het middelpunt van zijn slaap rond 4:00 uur. Het vroege chronotype kent het middelpunt van zijn slaap vóór 3:30 uur. Zijn natuurlijke slaapbehoefte vangt voor middernacht aan en hij staat vóór half acht ’s ochtends weer op. Het late chronotype kent het middelpunt van zijn slaap na 4:30 uur. Zijn natuurlijke slaapbehoefte begint pas na half 1 en eindigt pas na half 9. Onderzoeken hebben laten zien dat zo’n 35% tot het vroege, 15% tot het middelste en 50% tot het late chronotype behoort. [4]
Er is vervolgens een behoorlijk verschil gebleken tussen de chronotypes in de hoeveelheid slaap die zij krijgen in hun vrije tijd. En hoewel de behoefte aan slaap per individu kan verschillen, is een richtlijn van 7 tot 8 uur goed aan te houden. De grafiek in afbeelding 2 [5] laat zien dat de vroege (links op de horizontale as) en late chronotypes (rechts) een precies afwijkend slaappatroon hebben op werkdagen (rode lijn) en vrije dagen (groene lijn). Terwijl de vroege chronotypes meer slapen op werkdagen, lukt dat hen minder op vrije dagen. Voor de late chronotypes geldt dat zij minder slapen op werkdagen en juist meer op vrije dagen. Gelet op het gemiddelde van 7,5 uur zitten de vroege chronotypes hier rond op hun werkdagen en schieten zij daaronder in hun vrije dagen. Voor de late chronotypes geldt dat zij zelfs ver boven de 7,5 uur uitkomen in hun vrije dagen en daar onder zitten gedurende hun werkdagen. De extreme late types lijken in hun vrije tijd een behoorlijk aantal uren bezig te zijn om een opgelopen slaapschuld in te halen. Dit effect treedt met andere woorden bij deze groep ook op rond dagdiensten die tussen 8 en 9 beginnen.
Het werken in ploegendienst kan schadelijk voor de gezondheid zijn als gevolg van de verstoringen van het bioritme. Er is onder deze groep een verhoogd risico op het gebied van hart- en vaatziekten, maag- en darmziekten en diabetes. Onder vrouwen die in nachtdiensten werken is er een verhoogd risico op borstkanker aangetoond en voor wat betreft mannen een verhoogd risico op andere kankersoorten.[2] Van tenminste 75% van de werkenden is de slaap verstoord, hetgeen bij nachtdiensten de lengte kan verkorten tot 4 uur. De slaapschuld die hierdoor ontstaat kan bij accumulatie over dagen heen leiden tot chronische vermoeidheid. Dit leidt op zijn beurt weer tot een verhoogd risico op andere leefstijl gerelateerde ziektes. Er zijn echter belangrijke verschillen in de kwaliteit van slaap tussen mensen onderling. Enerzijds zijn er verschillen naar leeftijd, waarbij de kwaliteit gemiddeld afneemt na het 45e levensjaar. Anderzijds zijn er verschillen tussen chronotypes waar mensen toe behoren die kunnen oplopen tot wel 2 uur per slaap. Onderzoeken hebben laten zien dat nachtwerkers die gemiddeld minder dan 5,5 uur slapen een 3x hogere kans lopen op de ontwikkeling van een maagzweer dan nachtwerkers met een gemiddelde slaap van meer dan 6,4 uur per dag. [3]
Chronotypes
Chronotype is een benaming voor de natuurlijke voorkeur die het bioritme van slapen en waken vertoont. Populair gezegd zijn er vroege vogels en nachtuilen, maar vanuit de wetenschap worden mensen in grofweg 3 chronotypes onderverdeeld. Er wordt gekeken naar het middelpunt van de slaap om vast te stellen met welk type we te maken hebben (afgekort: MSF als middle of sleep on free days). Daarbij mag voor een nauwkeurige meting alleen de slaap op vrije dagen worden meegenomen. Op werkdagen wordt de natuurlijke slaap namelijk beïnvloed en afgeremd door een alarm. Het middelste chronotype slaapt tussen 0:00 en 8:00 uur en kent het middelpunt van zijn slaap rond 4:00 uur. Het vroege chronotype kent het middelpunt van zijn slaap vóór 3:30 uur. Zijn natuurlijke slaapbehoefte vangt voor middernacht aan en hij staat vóór half acht ’s ochtends weer op. Het late chronotype kent het middelpunt van zijn slaap na 4:30 uur. Zijn natuurlijke slaapbehoefte begint pas na half 1 en eindigt pas na half 9. Onderzoeken hebben laten zien dat zo’n 35% tot het vroege, 15% tot het middelste en 50% tot het late chronotype behoort. [4]
Er is vervolgens een behoorlijk verschil gebleken tussen de chronotypes in de hoeveelheid slaap die zij krijgen in hun vrije tijd. En hoewel de behoefte aan slaap per individu kan verschillen, is een richtlijn van 7 tot 8 uur goed aan te houden. De grafiek in afbeelding 2 [5] laat zien dat de vroege (links op de horizontale as) en late chronotypes (rechts) een precies afwijkend slaappatroon hebben op werkdagen (rode lijn) en vrije dagen (groene lijn). Terwijl de vroege chronotypes meer slapen op werkdagen, lukt dat hen minder op vrije dagen. Voor de late chronotypes geldt dat zij minder slapen op werkdagen en juist meer op vrije dagen. Gelet op het gemiddelde van 7,5 uur zitten de vroege chronotypes hier rond op hun werkdagen en schieten zij daaronder in hun vrije dagen. Voor de late chronotypes geldt dat zij zelfs ver boven de 7,5 uur uitkomen in hun vrije dagen en daar onder zitten gedurende hun werkdagen. De extreme late types lijken in hun vrije tijd een behoorlijk aantal uren bezig te zijn om een opgelopen slaapschuld in te halen. Dit effect treedt met andere woorden bij deze groep ook op rond dagdiensten die tussen 8 en 9 beginnen.

Klik hier om te bewerken.
Omgang met ploegendienst
Met het bovenstaande beeld is het interessant om te kijken naar hoe de verschillende chronotypes het in ploegendienst doen. Hierbij moeten zij namelijk wisselen over verschillende diensten: de ochtend-, de middag- en de nachtdienst. De vroege starttijd van de ochtenddienst (6:00 uur) gaat gepaard met bijna 4 uur eerder wakker worden in vergelijking tot vrije dagen, waarbij men meestal maar 1,5 tot 2 uur eerder gaat slapen. Het resultaat is dat men zo’n 2 uur minder slaapt dan de normale behoefte aangeeft. Voor slapen rondom nachtdiensten geldt min of meer een vergelijkbaar beeld. Medewerkers vallen zo’n 1,5 uur na het einde van de nachtdienst, zeg rond 7:30, in slaap om vroeg in de middag weer wakker te worden. Men slaapt op die manier zo’n 2 uur minder dan men op vrije dagen doet. Gemiddeld slapen werknemers in ploegendienst circa 7 uur per dag en werknemers in dagdienst 7,5 uur per dag. Het slaappatroon rond de middagdiensten is nagenoeg vergelijkbaar met vrije dagen.
Belangrijk is daarbij tot slot dat in het slaappatroon op de vrije dagen het effect van de dienst die hieraan vooraf ging zichtbaar is. Zo ligt de MSF op een vroeger tijdstip volgend op een ochtenddienst, dan dit na een middag- of een nachtdienst het geval is, met een verschil oplopend van 30 tot 60 minuten. In afbeelding 3 is dit af te lezen uit de vetgedrukte balken die de begin- en eindtijd van de slaap markeren. De volgorde in de tijd moet van boven naar beneden worden afgelezen, waarbij de groene balken de slaap op vrije dagen weergeven. [6]
Het latere slaapmoment (MSF) vertaalt zich ook bij de late chronotypes naar het tijdstip waarop men slaapt tijdens werkdagen, gedurende alle drie diensten (ochtend, avond en nacht). Rondom de ochtenddienst vallen de late chronotypes veel later in slaap dan de vroege chronotypes. Hierdoor slapen zij in een nacht voorafgaand aan de ochtendienst ruim 1 uur minder. Rondom de nachtdienst is het omgekeerde beeld zichtbaar. De late chronotypes slapen in aansluiting van deze dienst meer dan 1 uur langer dan de vroege chronotypes. Rondom avonddiensten slapen de late chronotypes eveneens het langste. Omdat er geen verschil is aangetoond tussen lengte van slaap en chronotype, lijkt het erop dat vroege chronotypes ook rondom avonddiensten te weinig slapen.
Met het bovenstaande beeld is het interessant om te kijken naar hoe de verschillende chronotypes het in ploegendienst doen. Hierbij moeten zij namelijk wisselen over verschillende diensten: de ochtend-, de middag- en de nachtdienst. De vroege starttijd van de ochtenddienst (6:00 uur) gaat gepaard met bijna 4 uur eerder wakker worden in vergelijking tot vrije dagen, waarbij men meestal maar 1,5 tot 2 uur eerder gaat slapen. Het resultaat is dat men zo’n 2 uur minder slaapt dan de normale behoefte aangeeft. Voor slapen rondom nachtdiensten geldt min of meer een vergelijkbaar beeld. Medewerkers vallen zo’n 1,5 uur na het einde van de nachtdienst, zeg rond 7:30, in slaap om vroeg in de middag weer wakker te worden. Men slaapt op die manier zo’n 2 uur minder dan men op vrije dagen doet. Gemiddeld slapen werknemers in ploegendienst circa 7 uur per dag en werknemers in dagdienst 7,5 uur per dag. Het slaappatroon rond de middagdiensten is nagenoeg vergelijkbaar met vrije dagen.
Belangrijk is daarbij tot slot dat in het slaappatroon op de vrije dagen het effect van de dienst die hieraan vooraf ging zichtbaar is. Zo ligt de MSF op een vroeger tijdstip volgend op een ochtenddienst, dan dit na een middag- of een nachtdienst het geval is, met een verschil oplopend van 30 tot 60 minuten. In afbeelding 3 is dit af te lezen uit de vetgedrukte balken die de begin- en eindtijd van de slaap markeren. De volgorde in de tijd moet van boven naar beneden worden afgelezen, waarbij de groene balken de slaap op vrije dagen weergeven. [6]
Het latere slaapmoment (MSF) vertaalt zich ook bij de late chronotypes naar het tijdstip waarop men slaapt tijdens werkdagen, gedurende alle drie diensten (ochtend, avond en nacht). Rondom de ochtenddienst vallen de late chronotypes veel later in slaap dan de vroege chronotypes. Hierdoor slapen zij in een nacht voorafgaand aan de ochtendienst ruim 1 uur minder. Rondom de nachtdienst is het omgekeerde beeld zichtbaar. De late chronotypes slapen in aansluiting van deze dienst meer dan 1 uur langer dan de vroege chronotypes. Rondom avonddiensten slapen de late chronotypes eveneens het langste. Omdat er geen verschil is aangetoond tussen lengte van slaap en chronotype, lijkt het erop dat vroege chronotypes ook rondom avonddiensten te weinig slapen.
Social jetlag
Sociale jetlag is een fenomeen waar ook werknemers in ploegendienst mee te maken hebben. De vertraging die optreedt in het moment van slapen tijdens vrije dagen door het later naar bed gaan als gevolg van sociale activiteiten (in het weekend). Het probleem dat mensen op zondagavond, voorafgaand aan de dag- of ochtenddienst op maandag, ervaren is daarvan een direct gevolg. De late chronotypes hebben in vergelijking met de vroege chronotypes veel meer last van sociale jetlag rondom de ochtenddienst dan rondom de nachtdienst. Voor beide chronotypes geldt dat de sociale jetlag rondom de nachtdienst het grootst is.
Tijdens vrije dagen vallen late chronotypes later in slaap en worden later wakker. Alle chronotypes proberen hun biologische klok aan te passen tijdens verschillende diensten. Dit laat bij een ieder echter zijn sporen na in de daaropvolgende vrije periode. De verschuiving is veel groter bij late chronotypes dan bij vroege. Eerder is aangetoond dat ook de aanmaak van melatonine bij late chronotypes zich meer in de tijd laat verplaatsen dan andere types. De verhoogde slaapvertraging bij alle chronotypes in de vrije periode volgend op nachtdiensten laat zien dat dit ongeacht de biologische klok optreedt.
Over alle drie diensten gekeken, met ander woorden bij rotatie over alle verschillende diensten heen, werken de effecten op sociale jetlag, slaapduur en kwaliteit van slaap over alle chronotypes op dezelfde manier uit. Kort samengevat ondervinden alle chronotypes dus nadelen van het roteren over diensten. Er is geen chronotype gevonden dat beter bestand is tegen ploegendiensten dan de ander.[7]
Leefstijl en welzijn
Voor wat betreft de relatie tussen leefstijl en gezondheid, is uit onderzoek naar voren gekomen dat roken meer voorkomt onder werknemers in ploegendienst dan in dagdienst. Het percentage is het grootste onder de late chronotypes. Dit is waarschijnlijk een gevolg van de sociale jetlag die men ervaart, waarbij roken ‘als strategie’ wordt gebruikt om hiermee om te kunnen gaan. In afbeelding 4 worden de verschillen in percentage rokers getoond naar soort werktijdmodel en chronotype. Voor alle chronotypes geldt dat het aantal rokers toeneemt naar mate er meer in discontinu of continu roosters wordt gewerkt.
Voor wat betreft de relatie tussen welzijn en gezondheid, is uit onderzoek naar voren gekomen dat late chronotypes zich beter voelden in zowel avond- als nachtdiensten dan de andere chronotypes (zie afbeelding 5). Aan de andere kant voelden juist de vroege chronotypes zich beter in de ochtenddiensten. Ook in de dagdienst scoorden late chronotypes beduidend minder in welzijn en hoger in depressiviteit dan de andere chronotypes. Waarschijnlijk is ook deze slechtere score weer een gevolg van de grotere sociale jetlag die zij rondom het werken ervaren. [8]
Sociale jetlag is een fenomeen waar ook werknemers in ploegendienst mee te maken hebben. De vertraging die optreedt in het moment van slapen tijdens vrije dagen door het later naar bed gaan als gevolg van sociale activiteiten (in het weekend). Het probleem dat mensen op zondagavond, voorafgaand aan de dag- of ochtenddienst op maandag, ervaren is daarvan een direct gevolg. De late chronotypes hebben in vergelijking met de vroege chronotypes veel meer last van sociale jetlag rondom de ochtenddienst dan rondom de nachtdienst. Voor beide chronotypes geldt dat de sociale jetlag rondom de nachtdienst het grootst is.
Tijdens vrije dagen vallen late chronotypes later in slaap en worden later wakker. Alle chronotypes proberen hun biologische klok aan te passen tijdens verschillende diensten. Dit laat bij een ieder echter zijn sporen na in de daaropvolgende vrije periode. De verschuiving is veel groter bij late chronotypes dan bij vroege. Eerder is aangetoond dat ook de aanmaak van melatonine bij late chronotypes zich meer in de tijd laat verplaatsen dan andere types. De verhoogde slaapvertraging bij alle chronotypes in de vrije periode volgend op nachtdiensten laat zien dat dit ongeacht de biologische klok optreedt.
Over alle drie diensten gekeken, met ander woorden bij rotatie over alle verschillende diensten heen, werken de effecten op sociale jetlag, slaapduur en kwaliteit van slaap over alle chronotypes op dezelfde manier uit. Kort samengevat ondervinden alle chronotypes dus nadelen van het roteren over diensten. Er is geen chronotype gevonden dat beter bestand is tegen ploegendiensten dan de ander.[7]
Leefstijl en welzijn
Voor wat betreft de relatie tussen leefstijl en gezondheid, is uit onderzoek naar voren gekomen dat roken meer voorkomt onder werknemers in ploegendienst dan in dagdienst. Het percentage is het grootste onder de late chronotypes. Dit is waarschijnlijk een gevolg van de sociale jetlag die men ervaart, waarbij roken ‘als strategie’ wordt gebruikt om hiermee om te kunnen gaan. In afbeelding 4 worden de verschillen in percentage rokers getoond naar soort werktijdmodel en chronotype. Voor alle chronotypes geldt dat het aantal rokers toeneemt naar mate er meer in discontinu of continu roosters wordt gewerkt.
Voor wat betreft de relatie tussen welzijn en gezondheid, is uit onderzoek naar voren gekomen dat late chronotypes zich beter voelden in zowel avond- als nachtdiensten dan de andere chronotypes (zie afbeelding 5). Aan de andere kant voelden juist de vroege chronotypes zich beter in de ochtenddiensten. Ook in de dagdienst scoorden late chronotypes beduidend minder in welzijn en hoger in depressiviteit dan de andere chronotypes. Waarschijnlijk is ook deze slechtere score weer een gevolg van de grotere sociale jetlag die zij rondom het werken ervaren. [8]
Conclusies
In de zoektocht naar het ideale rooster dat aansluit bij de biologische klok voor werknemers die in ploegendienst werken, trek ik de volgende conclusies:
1. Vanuit de optiek van gezondheid van werknemers is het belangrijk om ook naar de vormgeving van roosters te kijken. , Een chronisch tekort aan slaap, ongezonde leefstijl en laag welzijn hebben zowel een effect op de productiviteit als de gezondheid. Werknemers in ploegendienst lopen een hoger risico dan werknemers in dagdienst op bijvoorbeeld hart- en vaatziekten, maagzweren en bepaalde vormen van kanker. Aanbevolen is om (veel meer) op het chronotype in te spelen.
2. Mensen zijn door hun patroon van slapen in verschillende chronotypes in te delen. Voor het gemak zijn er 3 categorieën: vroeg, middel en laat. In tegenstelling tot hetgeen vaak beweerd wordt, is de middelcategorie verreweg het kleinste. Het soort chronotype heeft een groot effect op hoeveel uren men rondom werkdagen slaapt. Zo slapen late chronotypes in dagdienst gedurende werkdagen veel korter dan vroege chronotypes. De behoefte aan hoeveelheid slaap is echter per chronotype niet verschillend.
3. De verschillende chronotypes in ploegendienst ervaren het werken in ploegendienst op een andere manier. Zij scoren qua welzijn en productiviteit het hoogste wanneer hun slaappatroon het dichtste aansluit bij hun natuurlijke voorkeur. Vroege chronotypes slapen meer voorafgaand aan de ochtenddiensten, late chronotypes meer rondom de avond- en nachtdiensten. Voor alle chronotypes geldt echter dat de nachtdiensten de meeste hersteltijd op andere dagen vragen.
4. Werknemers zijn in het algemeen meer geneigd naar een slechte leefstijl te grijpen (roken als voorbeeld) wanneer men met diensten wordt geconfronteerd die veel aanpassing van het natuurlijke slaappatroon vragen. Tegelijkertijd scoren de late chronotypes veel hoger qua risico dan de vroege chronotypes. Hun welzijn ligt over het algemeen ook iets lager op werkdagen dan bij de andere chronotypes het geval is.
Peter Hagesteijn
[1] Gerard Kerkhof, Hoe zorg je ervoor dat je beter slaapt? in FD.nl
[2] Myriam Juda, The importance of chronotype in shift work research
[3] Hardy van de Ven, e.a., Sleep and need for recovery in shift workers: do chronotype and age matter?
[4] Myriam Juda, The importance of chronotype in shift work research
[5] T. Roenneberg e.a., Entrainment of the human circadian clock
[6] Myriam Juda, The importance of chronotype in shift work research
[7] Myriam Juda, The importance of chronotype in shift work research
[8] Myriam Juda, The importance of chronotype in shift work research
In de zoektocht naar het ideale rooster dat aansluit bij de biologische klok voor werknemers die in ploegendienst werken, trek ik de volgende conclusies:
1. Vanuit de optiek van gezondheid van werknemers is het belangrijk om ook naar de vormgeving van roosters te kijken. , Een chronisch tekort aan slaap, ongezonde leefstijl en laag welzijn hebben zowel een effect op de productiviteit als de gezondheid. Werknemers in ploegendienst lopen een hoger risico dan werknemers in dagdienst op bijvoorbeeld hart- en vaatziekten, maagzweren en bepaalde vormen van kanker. Aanbevolen is om (veel meer) op het chronotype in te spelen.
2. Mensen zijn door hun patroon van slapen in verschillende chronotypes in te delen. Voor het gemak zijn er 3 categorieën: vroeg, middel en laat. In tegenstelling tot hetgeen vaak beweerd wordt, is de middelcategorie verreweg het kleinste. Het soort chronotype heeft een groot effect op hoeveel uren men rondom werkdagen slaapt. Zo slapen late chronotypes in dagdienst gedurende werkdagen veel korter dan vroege chronotypes. De behoefte aan hoeveelheid slaap is echter per chronotype niet verschillend.
3. De verschillende chronotypes in ploegendienst ervaren het werken in ploegendienst op een andere manier. Zij scoren qua welzijn en productiviteit het hoogste wanneer hun slaappatroon het dichtste aansluit bij hun natuurlijke voorkeur. Vroege chronotypes slapen meer voorafgaand aan de ochtenddiensten, late chronotypes meer rondom de avond- en nachtdiensten. Voor alle chronotypes geldt echter dat de nachtdiensten de meeste hersteltijd op andere dagen vragen.
4. Werknemers zijn in het algemeen meer geneigd naar een slechte leefstijl te grijpen (roken als voorbeeld) wanneer men met diensten wordt geconfronteerd die veel aanpassing van het natuurlijke slaappatroon vragen. Tegelijkertijd scoren de late chronotypes veel hoger qua risico dan de vroege chronotypes. Hun welzijn ligt over het algemeen ook iets lager op werkdagen dan bij de andere chronotypes het geval is.
Peter Hagesteijn
[1] Gerard Kerkhof, Hoe zorg je ervoor dat je beter slaapt? in FD.nl
[2] Myriam Juda, The importance of chronotype in shift work research
[3] Hardy van de Ven, e.a., Sleep and need for recovery in shift workers: do chronotype and age matter?
[4] Myriam Juda, The importance of chronotype in shift work research
[5] T. Roenneberg e.a., Entrainment of the human circadian clock
[6] Myriam Juda, The importance of chronotype in shift work research
[7] Myriam Juda, The importance of chronotype in shift work research
[8] Myriam Juda, The importance of chronotype in shift work research